Strak
te gast.be
De
deur zit op slot. Vreemd, voor een hotel. Ik speur het donker glanzende oppervlak
af op zoek naar hulp. Helemaal bovenaan ontdek ik een sierlijk beschreven
bordje, dat me opdraagt de trekbel te gebruiken. Trekbel, trekbel. Zoek, zoek. Ah,
rechts van mij hangt een enorme bel aan een koord. Dit soort
vanzelfsprekendheden zie ik vaak over het hoofd. Ze zijn gewoon te groot. Na
het schellen gaat de deur open en een vriendelijk manspersoon noodt mijn man en
mij binnen terwijl twee witte pluizebolletjes over onze voeten heen en weer tuimelen
en ons bijna de voortgang beletten. De witjes blijken minieme laag bij de
grondse hondjes te zijn. ‘Nedèrrlands of Frans?’ vraagt de spreekbuis van het ontvangstcomité.
Na mijn antwoord gaat hij, babbelend in mooi accent Nederlands, ons voor naar
de receptiebalie. Zijn volgende vraag is, of we de auto met de neus 90 graden
kunnen draaien; dan staat hij gelijk met de overige voertuigen op de
parkeerplaats. Dus als we dat straks zeker doen, dan kan hij nu overgaan op het
checken van de reservering. Onze namen. Hij duikt achter de computer. Ik laat
mijn ogen rondgaan. Tegenover de balie staat een bank, die oorspronkelijk voor
gasten bedoeld zal zijn, maar thans geheel dienstbaar is gemaakt aan de witte
bolletjes. Handdoeken, dekentjes, speeltjes, eten en twee tassen vol met
reservemogelijkheden zwerven over het zitgedeelte. ‘Eén nacht zei u? Ik kan et
ier niet vinden. Et staat ier niet,’ mompelt de gastheer vanachter zijn
beeldscherm. ‘O nee, ik zie et al! Ik keek bij de verkeerde dag. Tja, de
Paasdagen è? Ik raak ermee in de war. Nu weet ik, vandaag is dinsdag.’
Hij
brengt het gesprek op het diner. Gebruiken wij het in het hotel? Dan wil hij
dat graag van tevoren vernemen. We twijfelen. Veel keus hebben we niet in dit
dorp. Een pizza house en een pita tent schoten ons op weg hierheen voorbij. ‘Kunnen
we de kaart even inzien?’ vraag ik om tijd te winnen. ‘Nee, vandaag niet van de
kaart.’ ‘Wat kunt u ons dan als diner aanbieden?’ Weg is hij. Maar hij komt
terug. ‘Et zal iets worden met kipfilet, groenten, een sausje daarbij en dan
aardappelpuree of pasta. ‘Of frites’, brengt mijn man in. Nu of nooit, zal hij
denken; ik ben nu in België. ‘Nee, vandaag geen friten. Woensdag friten.’ ‘Ach,
dan doen we toch of het woensdag is vandaag? U was zojuist ook al even in de
war tijdens het inchecken.’ Hij kan de humor waarderen, maar laat zich niet van
de wijs brengen en sluit zijn programma af: ‘Een klein voorafje maar geen
dessert.’ Hij noemt de prijs. Wat willen we? We besluiten tot diner
binnenshuis. ‘Maar vanaf zeven uur.’ Daarmee kunnen wij het eens zijn. ‘Dan
drinken we hier toch zo’n lekker Belgisch biertje vooraf?’ stellen we
optimistisch voor. Natuurlijk kan dat. ‘Maar vanaf zeven uur.’
Hij
loodst ons de duistere gangen door en stopt voor kamer 13. Ik dacht dat die
niet bestond in hotels? Ier wel. ‘Ik geef u de kamer superieur.’ Terwijl hij de
deur opent, legt hij omstandig en meerdere malen toegangscodes voor deur,
verlichting en Wifi uit.
De
kamer is werkelijk superieur en het avondmaal zo mogelijk superieurder. Drie amuses
die ik niet kan navertellen, zo smakelijk en verfijnd. Subliem is de salade,
daarna inderdaad de kipfilet, gevuld met groene en witte asperges in een saus
van 17 kruiden met gekookte aardappeltjes en daarbij een bier van de
plaatselijke abdij. De hotelhouder legt het allemaal uit en serveert zonder verdere
opsmuk.
Na
een diep weggeronkte nacht wacht ons de volgende ochtend de tegenzin van de
terugreis. We nemen hartelijk afscheid van onze gastheer. Het verblijf was
boven verwachting. Heeft hij tips voor een mooie route huiswaarts? We willen
starten via binnenwegen. Links van het hotel was ons een lieflijk door de heuvels
slingerend weggetje opgevallen. Kunnen we dat niet nemen? ‘Nee dat kan niet.’ ‘Het
loopt toch niet dood? En het is geen eenrichtingsverkeer.’ ‘Nee et kan niet. Te
smal, auto’s kunnen niet langs elkaar.’
Na
handen schudden en aaitjes over de witte mormels stappen we in de auto en
draaien zorgeloos het weggetje links van het hotel in. Heldere vergezichten
tegemoet, geen verkeer.
Autistisch
spectrum, blijft het in mijn hoofd kleven. Ik weet et zeker.
© Toos van
Dijk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten