Nationale koorts
Waar komt dat kippenvel toch vandaan dat bijna
dagelijks mijn huid bezet? Het is een nieuw opgekomen virus. Het virus van het
‘we’ gevoel, denk ik. Sinds kort heeft het mij te pakken gekregen en het voelt
raar. Want wie zijn ‘we’? Ik heb ‘we’ nooit echt gekend en ik ben ‘we’ ook
nooit echt geweest. Het komt allemaal door de schaatsers. Ik heb totaal niets
bijgedragen aan de prestaties die de Nederlandse sporters op dit moment in
Sotsji leveren en toch ben ik ‘we’. Ik voel het aan mijn kippenvel. Ik kan het
niet stoppen, ondanks mijn rationele bedenkingen over de droom van Poetin.
Schaatsen. De 5000 m heren op
zaterdag, de eerste schaatsdag van de Olympische Winterspelen 2014: alle drie
de medailles naar Nederland. Na de uitreiking door onze koning hangen er drie
Nederlandse vlaggen in de lucht. Kippenvel. De dagen erna: op de 3000 m vrouwen
goud en op de 500 m heren weer alle drie de medailles naar Nederland. Meer
kippenvel. Op de 1000 m heren goud en brons, op de 500 m vrouwen brons.
Met een
dik vest aan, want inmiddels van top tot teen belaagd door kippenvel, volg ik
op donderdag de 1000 m vrouwen op de televisie. Het krassen van de schaatsen op
de baan begeleidt close-ups van getergde schaatsersgezichten. Spannende
vergelijkingen van de rondetijden verschijnen onderin het scherm. En dan is
daar die Chinese die een wonder van een tijd van 1:14.02 neerzet. Kom daar ’s
onder! Enerverend is een te zwakke term voor mijn gemoedstoestand. Desondanks
bedenk ik middenin de wedstrijden plotseling dat ik nog een verjaardagskaart op
de bus moet doen voordat de lichting plaatsvindt. Help, Margot Boer en Ireen
Wüst moeten zo meteen hun rit rijden en die wil ik zien. Vlug weg. Ik schiet in
mijn schoenen. Nee, niet die nieuwe; never
change a winning pair, zo heb ik opgestoken van de schaatsers. Ik pak mijn
goed zittende alledaagse die ik perfect strak veter, grijp mijn tweewieler,
zorg dat de pedalen maximaal staan voor een felle start en daar vlieg ik heen.
Een mooie tijd op het eerste rechte stuk. De 400 m is niet mijn favoriete
afstand, maar deze moet en zal ik winnen. Extra aanzetten nu, het tempo moet
omhoog in de bochten. Dat heb ik wel van al die wedstrijden geleerd: je aanzet
in de bochten, daar haal je je winst uit. En uit de start natuurlijk. De start
was goed. Niet altijd mijn sterkste punt die start, ik moet het hebben van het
laatste stuk, toch was deze snel. Weer een bocht, heel scherp erin. De spieren
gaan melkzuur produceren na de eerste zware inspanning, de kracht gaat afnemen,
ik weet het. Er moet nog een tandje bij. Niet bang zijn. En ver doorgaan in het
ronden van de bocht, dat deed die Chinese ook. Tijdwinst. Dan het laatste
rechte stuk, een extra trap. Jaaaaa, dit wordt goud, dit kan alleen maar goud
zijn! jubelt mijn hoofd. Op ⅞ seconde gevolgd door het TNT postbedrijf bereik
ik de brievenbus en duw mijn verjaardagskaart door de gleuf. Ik hijg even uit,
glimlach, geniet van mijn zege. De Flower Ceremony blijft vreemd genoeg
achterwege, niet sportief die TNT; in elk geval krijg ik morgen de medaille. Ik
rij rustig uit, zwaai naar familie en vrienden, een ererondje dan nog maar en
daarna ga ik als onbekende Nederlander de catacomben van mijn straat in, zet
mijn fiets in het rek en zit aan mijn kopje thee net voordat Margot Boer aan de
start verschijnt. Zij krijgt brons en Wüst zilver. Het gat met de Chinese was
te groot.
Het is pas de eerste week van de
Olympische Winterspelen en ‘we’ beschikken al over 12 medailles. Fantastisch!
Evenveel als dat gigantische land Amerika. Ter relativering: Noorwegen heeft er
eentje meer in de wacht weten te slepen. Bovendien zijn onze 12 ‘alleen maar’
voor het hardrijden op de schaats; aan tal van andere wintersporten nemen ‘we’
niet deel. En het is 50 jaar geleden dat Sjoukje Dijkstra met kunstrijden haar
Olympisch goud verdiende.
Het ‘we’ gevoel kent elk land. De Russen geven
er tijdens de Spelen wel heel luidruchtig gehoor aan. Elke keer als er een Rus
verschijnt aan de start, wordt een oorverdovend gejuich, gestamp, geklap aangeheven
dat ongeacht de prestatie aanhoudt tot de finish.
Toch bekroop mij al tijdens het bekijken van
de landenpresentaties van de sporters in de Openingsceremonie soms een
eigenaardig gevoel. Wordt er gesmokkeld met nationaliteit en sport? Loopt ook
hiervoor een smokkelpad naar Sotsji? Een Zimbabwaan wandelt over mijn scherm
terwijl ik geïnformeerd wordt dat hij voor het eerst Zimbabwe op de Olympische
Winterspelen vertegenwoordigt en in zijn eentje uitkomt voor het skiën. Skiën
in Afrika. Ik zie het voor me. Je ziet dat de man blank is, maar dan nog. Na
wat googelen achterhaal ik, dat de Zimbabwaan op zijn 2e verhuisd is
van Harare naar Zwitserland. Tja. Daar loopt alweer een volgende eenpersoons
delegatie langs. Een man die het tropische Oost-Timor vertegenwoordigt, zwaait
trots met de vlag voor de camera’s. Ik herken het prachtige inheemse weefsel,
dat de sporter om zijn heupen draagt. Ook een skiër? Ja, hij gaat deelnemen aan
de slalom. Hij is 3606de op de wereldranglijst, maar kon als
vertegenwoordiger van een klein land toch meedoen met de Spelen. Skiën op
Oost-Timor, je verzint het niet. Omdat het land geen skibond had, richtte de 19
jarige skiër die op en meldde zijn bond aan bij de wereldskibond. Daarmee was
de Oost-Timoreese skibond een erkend feit. Het enige lid verwacht geen
medailles maar hij zegt al blij te zijn als hij de finish haalt. Waar trainde
de Oost-Timorees? Dat blijkt Australië te zijn, het land dat zijn moeder in
1974 opving nadat zij haar geboortegrond was ontvlucht, het land waar de skiër
opgroeide. Een prins uit Mexico, voortgekomen uit het Duits adellijk geslacht von
Hohenlohe, presenteert zich als de enige deelnemer uit Mexico. Hij woont
evenwel in Spanje en kennelijk kun je daar de slalom oefenen, want daarvoor zal
hij starten. Hij verwacht in de prijzen te vallen als best geklede atleet.
Enkele dagen later zie ik een zeer zwarte man afkomstig uit donker Afrika ook
al in een ski onderdeel. Wat hebben de tropen toch met skiën? Deze man reisde
naar Amerika, kwam aan het werk in een skihal, bond zelf ook ‘s de skies onder
en trainde tot hij aan deze Olympische Spelen mocht deelnemen.
Zouden Zimbabwanen net zo meeleven met de
blanke Zwitsers Zimbabwaanse skiër als Russen met hun sporters, als
Nederlanders met ‘onze’ oranje schaatsers? Commentaar van een Zimbabwaanse in
Nederland: “We volgen [in Zimbabwe] alle* sportevenementen waaraan Zimbabwe
meedoet – echt allemaal. Iedereen kijkt de wedstrijden, en zingt mee met het
volkslied. Ook als we de regels van sommige sporten niet kennen. Het gaat om
het gevoel van trots dat je erbij voelt.” ”Zimbabweanen
hebben een sterke binding met hun land. Ondanks dat de skiër al zo lang in
Europa woont, voelt hij zich nog echt een Zimbabweaan.”** Hoe hoog loopt de
nationale koorts op in Oost-Timor? Waar staan de televisietoestellen? De
Australisch Oost-Timoreese skiër legt uit waarom hij er bewust voor heeft
gekozen te skiën voor zijn moederland. "Ik wil een diplomaat zijn voor
onze trotse natie." "De bevolking gaat nog altijd gebukt onder een
roerig verleden. Sport kan helpen om daar overheen te komen."
Bij de medaille uitslagen ontwaar ik tot nu
toe geen Zimbabwaan of Mexicaanse prins en ook de Oost-Timorees vind ik niet
terug. Ze hebben deelgenomen, dat maakt hen trots en dat maakt hun familie, hun
landgenoten trots. Het zet hun land op de kaart. Nationale koorts blijft hoog
scoren, het vindt zijn weg over landgrenzen heen. Door de trots die met je
wortels is vergroeid.
Het zullen ook mijn wortels wel zijn, die
opspelen in deze dagen. Ik moet nog een week door met dat kippenvel, ‘onze’
sporters verwachten er 8 medailles bij. Daarna zal mijn huid als vanzelf
genezen.
*Zimbabwe neemt
al sinds 1928
deel aan de Olympische
Zomerspelen, in dat jaar nog als de Britse kolonie Zuid-Rhodesië.
**Resource,
Wageningen UR, 13 februari 2014, Jeroen Bok.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten