Stappers
Dit keer kunnen ze echt niet meer mee. Ik
probeer ze nog, ik glij er moeiteloos in, ze zitten zo heerlijk. Zo helemaal
naar mijn voeten gevormd. Nog steeds. Of steeds beter. Maar ze zijn kapot.
Juli. Een week voor de zomervakantie. We
inventariseren in te pakken kleding en schoeisel voor onze reis.
Gloednieuw waren mijn sandalen toen ze mij in
Griekenland ronddroegen. Nog pas zeven jaar geleden. Het model, het soepele
materiaal, de natuurlijke kleur: helemaal mij. De schoentjes vervoerden mij naar
de oude burcht van Mycene, onder de Leeuwenpoort door over meer dan 2000 jaar oud
plaveisel, tot in het schemerdonkere koepelgraf van Atreus; ze brachten mij bij
de tempels van Delphi, op de stadionbaan van Olympia en in de gewijde Meteora kloosters.
Vanaf die eerste keer sjouwden mijn stappers mij elke volgende vakantie van hot
naar her. Ze mochten het eenvoudige huis betreden van een Hopi Indiaanse, die
mij honderduit vertelde over haar voorouders op de sneeuwwitte top van de San
Francisco Mountains, over de kachina’s
die de Hopi beschermen en over de kiva’s,
de heilige plaatsen onder de grond.
Ze deden flink hun werk, deze schier onverslijtbare
super schoenen. Echt klimmen in het hooggebergte deden ze niet, maar
voorgevormde Spaanse bergpaden konden ze altijd aan. En vlot hielpen ze mij
vooruit door de straten van Antwerpen, Pamplona, New York of San Francisco, het
maakt niet uit welke stad. Nooit gaven ze mij blaren, zweet kaki’s, of wondjes.
Nooit mopperde ik op mijn trouwe voetbeschermers, nooit gooide ik ze aan de
kant.
In de hitte van Bali sloften ze door het mulle
zand naar een ceremonie aan zee. Ook over smalle sawah dijkjes gingen ze, verbindingspaadjes
tussen de groene rijsthalmen door. En daar ging het mis. Plotsklaps gleden ze
af langs de modderige zijkant van een walletje en verdwenen met voet en al in
het water tussen de rijstplanten. Au, au, au in de sawah. Een lelijke val,
strompelend naar de verblijfplaats terug.
Schoenen fetisjist, hoezo? Een collega van mij
klapte uit de school. Bij het inpakken van het huisraad voor haar laatste
verhuizing, was zij gestuit op 39 paar schoenen. Van haarzelf. Dit leek mij een
niet te overtreffen aantal. ‘Ga jij zelf maar ’s tellen thuis!’ was haar
repliek op mijn hoongelach. Ik zal hier geen aantallen noemen, maar ik heb haar
mijn excuses moeten aanbieden. Met uitvluchten naar mijzelf: het loopt zo snel
op, hè? Zonder dat je er erg in hebt. En ja, ik draag ze niet allemaal. ‘DRAAG
JE ZE NIET ALLEMAAL?’ ‘Nou ja, ik kan ze echt niet wegdoen en ook niet weggeven
want de jonge vrouwen die ik ken lopen allemaal in veeeeeeeel grotere maten dan
ik.’
Ik was de Hollandse Imelda. Ach, het is alweer
jaren geleden.
De zool aan de voorkant van de linkerschoen is
geheel losgekomen van het bovenwerk, de andere schoen nadert hetzelfde lot. Gevolgen
van het sawah-ongeluk. De schoenmaker heeft er twee jaar geleden ook al zijn
best op gedaan; het probleem viel toen nog te repareren. Hij stikte netjes een
nieuw randje langs de punten. In een iets andere kleur, dat wel. Beter had hij
niet. Maar nu is het onverantwoord om met dit schoeisel een nieuwe vakantie in
te wandelen. Het zou misplaatst vertrouwen zijn. Er is een tijd van komen en
een tijd van opstappen. Hierbij neem ik diep bedroefd definitief afscheid van
mijn fijne dragers. Adieu……………… Ik zal er niet meer in lopen.
Ik heb overal gezocht naar ‘net zoiets’, naar schoenen
die in de buurt komen, of dan maar schoenen die net zo lekker zitten. Zero,
niente niks. Hoe kan het? Bij zo’n onnoemelijk groot aanbod in onnoemelijk veel
winkels.
Jan Jansen schoenen bezit ik; in bijzondere
snit en kleur omhullen zij mijn voeten perfect. Ik draag ze graag. Ook modieuze
hakken, waarin ik zelden mijn voeten wurm, vullen mijn kast. Slanke sandaaltjes
staan er naast tal van slippers. Gympen in alle kleuren. Het alom geprezen
rood-met-zwarte-strepen paar haal ik tevoorschijn. Ik neem het even in de hand
en daar hollen mijn gedachten al: man en ik zaten in de metro van New York op
weg naar ik weet niet meer welke halte. Daar kwamen we nooit aan, want we
hadden de snelle lijn genomen die de gekozen halte oversloeg. Uitstappen in
Harlem leek de beste optie en nieuwsgierig deden we dat. We belandden in een
wereld van ontelbare fastfoodtentjes en slecht uitziende woningen te midden van
een zwarte bevolking. Wij ook aan de hamburger. Vriendelijke mensen. Window shopping verder gewandeld langs
minder dan Action-Zeeman-Schoenenreuzen. Tot ik perplex tot stilstand kwam.
Daar stonden ze: mijn rode gympen. Wat een uitstraling! Maat gezocht, zitten
lekker en prijs betaald. $ 11,- (dat was €8,-).
Ik sluit de kast nadat ik mijn gebutste
sandalen aan de rest van de collectie heb toegevoegd. O.k., ik kan er niet meer
in lopen maar daarom doe ik ze nog niet weg. Nee, natuurlijk niet. Zij zijn
mijn souvenirs. Ze stonden op de richels van de Grand Canyon, boven een afgrond
van bijna 2 km. Getuigen van zo’n wereldwonder gooi je niet in de grijze
container. De eerste Spanjaarden die in 1540 deze grandioze Canyon, dit mirakel
aanschouwden, gingen ter plekke door de knieën en ik, op die stappertjes, ik
was met stomheid geslagen toen ik daar de 15 km brede kloof poogde te
overbruggen met mijn verstand.
Dan komt man mij verrassen met een bijzondere
uitrusting. Tussen zijn lijmvoorraad vond hij een heel speciale tube. Hij gaat die
uitproberen op het opgegeven paar. Na 1 dag mag ik oefenlopen. YES! De lijm
glimt wat op de neusjes van de schoenen, maar ze houden mij, ze zijn weer
ijzersterk. Alle ingrepen en ongelukjes hebben ze alleen maar mooier gemaakt.
Doorleefder. Het zijn net mensen.
Als fidele reisgenoten dragen mijn opgelapte
stappers mij opnieuw door Amerika. De samenwerking bevalt best.