Nieuwe tandarts
Mijn lieve, goed luisterende, mooi vertellende, geduldige tandarts
gaat met pensioen. Zonder een al dan niet feestelijk afscheid, dat wil hij
niet. Hij beveelt man en mij zijn opvolger aan: een kundig iemand die niet
direct dollartekens in zijn ogen heeft. Wij stelden het moment van kennismaking
met de nieuwe tandarts steeds uit, maar na een bescheiden herinneringskaartje moesten
we wel. Vonden we. We betraden het ruime pand van de groepspraktijk en na een
kwartier in de wachtkamer te hebben doorgebracht en elkaar al stilletjes
opmerkingen te hebben toegefluisterd in de trant van: is dit de teneur?, worden
we binnengeroepen.
Daar staat hij. De Nieuwe Tandarts. Een jongeman, een vlotte
prater, zo blijkt al snel. Hij excuseert zich voor de wachttijd: hij neemt tijd
voor al die patiënten die hij heeft overgenomen en voor ’t eerst ziet. Hij
stelt direct de regels, zoals: ”Er wordt niet gewisseld.” “???” “Van tandarts
binnen deze groepspraktijk, bedoel ik.”
Daarop spreekt hij zichzelf al bijna tegen, want hij zegt: “Het voordeel
van een groepspraktijk is, dat we er altijd zijn. In de zomervakantie, met
Kerst, we zijn altijd open.” Ik kan het niet laten en merk op: “Dus dan wordt er gewisseld.” “Eh, ja”, moet
hij toegeven. Die man wekt iets bij mij op, iets recalcitrants. “Allebei,
gezond?” “Nou, net een griepje achter de rug. Eerste dag buiten.” Terwijl hij
mij te kennen geeft, dat ik mij neer mag leggen in zijn stoel, informeert hij
bijna terloops met een retorisch klinkende vraag: “U poetst allebei
electrisch?” “Hij wel”, ik knik richting manlief die terzijde zit en zeg verder
niets om de spanning even te laten oplopen. Zonder dat ik mijn nieuwe tandarts
aankijk, weet ik dat hij op dit moment zijn wenkbrauwen fronst. Ik wacht. En ja
hoor, daar komt het. Een exposé over de must
van een electrische tandenborstel gekoppeld aan een voor mij nauwelijks te
volgen uitleg over tandvlees dat zich met zoveel millimeters per jaar
terugtrekt en zich dus bij mij nu zo’n 45x zoveel millimeters van mijn tanden
en kiezen zal hebben teruggetrokken. Zo’n verhaal gaat totaal langs mij heen.
Ik ben niet van de getallen. Wel wil ik nog opmerken dat hij met die 45 aan de
heel gunstige kant zit, maar ik houd mij in. Hij draaft door op zijn ingezet
traject en stelt mij ten langen leste als bejaarde voor die de kracht niet meer
heeft om haar ‘gewone’ tandenborstel te hanteren en zich het gebruik van een
electrische tandenborstel niet meer kan eigen maken. “Het mechanisch poetsen
geeft zoveel gemak!” roept hij uit. “Met de hand poetsen is ook mechanisch”,
breng ik er tegenin. Hij geeft mij gelijk. Ik maakt het niet vaak mee, maar ik
krijg het gevoel dat dit geen gesprek is maar een wedstrijd. En volgens mij
staat het nu 1-1. Wat een pedant mannetje.
Hij onderzoekt mijn gebit met tangetjes en een spiegeltje. “Veel
kronen zie ik.” Ik denk bij mijzelf: Waag het niet daar iets van te zeggen! “
Is goed, op zich”, vult hij zichzelf aan, alsof hij mijn gedachten las. Hij
krabt hier en daar wat tussen mijn tanden en begint nu echt dreigende taal uit
te slaan. “Naast deze praktijk werk ik ook in het Sint Jozef verpleegtehuis.
Wat ik daar zie! De mensen poetsen nauwelijks meer, het teruggetrokken
tandvlees gaat ontsteken, ook bij de randen van de kronen”, laat hij er
bedenkelijk op volgen. “Het geeft erg veel pijn. Maar het is einde verhaal: ook
al is het een kroon, hij moet eruit. Ik trek daar alleen maar tanden en kiezen
en meet kunstgebitten aan”. Stilte. “Schrikt u hiervan?” “Ik laat het op mij
inwerken”, antwoord ik neutraal. “Gaat u naar de mondhygiëniste?” “Ja, ik was
er een tijdje terug nog”, hou ik het vaag en ik bedenk dat het nu tijd is voor de
finale tegenaanval. Ik ga op naar de overwinning met mijn eindklapper, want ik
vertel geheel naar waarheid: “Mijn mondhygiëniste vroeg mij, nadat zij mijn
gebit had geïnspecteerd: u poetst zeker electrisch?” STUPEFAIT stond mijn
nieuwe tandarts mij aan te kijken. UIT HET VELD GESLAGEN. Dit is 2-1, dacht ik
tevreden. Hij dook opnieuw mijn mond in. Ik vreesde een laatste uithaal, maar
die kwam niet. “Het ziet er inderdaad prima uit. Mijn complimenten! Ik zie u
over een half jaar terug, tenzij er complicaties zijn maar dat verwacht ik
niet.” Mijn nieuwe tandarts is een goede verliezer, dat stemt hoopvol. Misschien
is hij over een half jaar iets meer ontdooid en kunnen we over leuke
onderwerpen een GESPREK voeren. Net als voorheen. Op de terugweg naar huis koop
ik twee nieuwe, naar mijn mening mechanische, tandenborstels en een doos
bonbons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten