Koninklijk
Griepje. Dat ‘pje’ dat hoop ik maar. Verveeld lig ik op mijn
ziekbed te midden van de tissues en de anti-hoest middelen. Ik word moe van
alles waaraan ik begin. Dan maar flink passief de TV aan. Sinds jaren kan ik weer
eens getuige zijn van het volledige ritueel van Prinsjesdag. Laat ik deze
gelegenheid maar te baat nemen. Altijd al iets gehad met de monarchie en ons
koningshuis. Dat deze mij als jong meisje fascineerden, vind ik niet vreemd.
Maar dat ik mij als volwassen, links georiënteerde, goed opgeleide vrouw nog
steeds aangetrokken voel tot veel wat koninklijk is, dat begrijp ik niet.
Erfelijke posities en niet gedeelde rijkdom druisen zo in tegen mijn principes.
Er zijn meer volwassen, links georiënteerde, goed opgeleide vrouwen, die lijden
aan hetzelfde euvel. Er is al flink wat afgefilosofeerd en uitgedacht over dit
fenomeen, maar niets raakt de kern. Het zal wel iets met oerinstincten te maken
hebben. Als een sprookje, waarin oeroude thema’s verborgen liggen, bedekt door
het verhaal. Ik maak mij niet meer druk over het waarom van mijn fascinatie;
het verschijnsel is er gewoon en ik probeer mij als vrouw op leeftijd te
beheersen. Maar als kind was ik bevlogen aan het werk. Ik knipte koninklijke
foto’s uit tijdschriften van mijn ouders en plakte die in mijn fotoboeken. Ik
wist alles van Europese vorstenhuizen en hun onderlinge relaties. Las over
‘onze’ opgroeiende prinsessen, bekeek de foto’s nauwkeurig en probeerde mij
voor te stellen, hoe zij door de prachtig gebogen gangen van de zijvleugels van
paleis Soestdijk zouden lopen. Hoe zou dat voelen? Hoe zou de hal, achter de
bordesdeuren eruit zien? En zou er ook een w.c. zijn? Hoe zou het ontlasten in
zijn werk moeten gaan voor de koningin in zo’n prachtig avondtoilet? Het zou
allemaal niet passen, in elke betekenis van het woord. Het leek mij daarom het
meest voor de hand liggende, dat de koningin nooit naar de w.c. ging. Dus nee,
er zou geen w.c. zijn. Het paleis intrigeerde mij mateloos. Als ik daar toch
eens binnen zou mogen kijken………..
En dan, op een dag sta ik binnen en wil ALLES zien. Toen het paleis
werd opengesteld voor publiek, wist ik mij aanvankelijk nog te bedwingen. Ik
ging toch niet mijn kinderlijke droom volgen? Maar toen er een tentoonstelling
gewijd aan de graficus M.C. Escher werd georganiseerd hield ik het niet meer. Mij
werd een prachtig alibi geboden om het paleis te gaan betreden. Ik mocht het
doorkruisen als bezoeker van een werkelijk unieke tentoonstelling.
Ik sta in de werkkamer van de voormalig hoofdbewoonster en houd de
deurkruk in mijn handen die zij zo vaak naar beneden moet hebben gedrukt om het
terras te kunnen bereiken. Ik bedenk in welke gemoedstoestanden zij dit zal
hebben gedaan: vertwijfeld, verdrietig, boos, of blij, dankbaar? Toch moet ik,
terwijl ik hier door het paleis wandel, vooral denken aan groot verdriet dat
het huis tijdens haar leven meerdere malen heeft beheerst. In de werkkamer ligt
een zalmkleurig tapijt op de grond, de wanden zijn zachtgeel gekleurd. Was het
altijd zo, die zachte tinten? Naast de hare was zijn werkkamer, met blauw
tapijt. Het grote raam kon hij naar beneden, tot in het souterrain laten
zakken, zodat hij met een stap op het terras stond. Voordat prinses Juliana en
prins Bernhard hier kwamen wonen vond de laatste ingrijpende verbouwing plaats,
in 1937, tijdens hun huwelijksreis. Het paleis werd gebruiksklaar gemaakt voor
een gezin. De privé vertrekken zijn nu van mens en het meeste meubilair verlaten, de
boekenkasten leeggehaald. Toch ogen de werkkamers ook kaal niet groot.
Hetzelfde geldt voor de woonkamer en de eetkamer. In de laatste staan twee
dressoirs en de gladhouten eettafel met tafelbel. De stoelen rond de tafel
waren oorspronkelijk bekleed met zwijnenleer, dat nu is vervangen. Het geheel
was een cadeau van Curaçao voor het destijds jonggehuwde paar. Als HIJ tijdens
de maaltijd op de tafelbel drukte, zo wordt de bezoekers verteld, kwam een
lakei in vol ornaat opdraven. Met de maaltijd uit de voedsellift die vanuit de
keuken, in de keldergewelven, omhoog was gestuurd. Hij bediende de tafelbel,
zij diende het land.
Traditionele beelden schuiven voorbij op mijn TV. Tijdens de rijtoer
wordt de historische betekenis van Prinsjesdag door de commentator uit de
doeken gedaan. En het nieuwe van deze derde dinsdag in september, zo babbelt de
commentator verder, is dat er dit jaar (het is 2012) enkele lijfwachten
meelopen naast de gouden koets. De mannen doen mij denken aan de beschermers
van de Amerikaanse president. Ze lopen net zo en zien er hetzelfde uit:
onopvallend donker pak, colbertje hangt los (want gereed om te rennen?), oortje
in, uiteraard voortdurend om zich heen kijkend. Zou de waxinelichthoudergooier
van vorig jaar opnieuw een kansje wagen? Of nee, die was voor een dagje even
vastgezet. Ik vraag mij wel af: Wat is nou de bedoeling van al die honderden
soldaten en matrozen met geweer langs de route? En de Cavalerie Ere-escorte nabij
de gouden koets? Al die cavaleristen rijden met getrokken zwaard. Genoeg
bescherming voor de koningin toch?
Ik registreer de aankomst bij de Ridderzaal en laat de troonrede op
mij neerdalen. Met –heel traditioneel- de
slechte boodschap voor de economie; een zwaar jaar staat ons te wachten. Dan zie
ik de koningin de Ridderzaal verlaten en aanvaardt de stoet de terugtocht naar
paleis Noordeinde. Het valt mij op, dat het span glimmend zwarte paarden dat de
gouden koets trekt - dit jaar acht Friese, volgend jaar zijn het acht Gelderse
verneem ik -, niet geheel in cadans loopt. Het voorste paard links (voor de
kijker) trekt alsmaar opzij met zijn of haar hoofd. Het hoofdstel zit het dier
niet lekker, lijkt mij. Ik volg mijn koortsbeelden en zie dit paard de andere
zeven meenemen in een poging zich te bevrijden. ‘Met z’n achten staan we sterk.
Kom op, we kunnen die mannetjes in hun witte broeken en zwarte pakken de baas!’
De linksvoor is bijna losgebroken, de koets maakt steeds meer vaart. De
lijfwachten kijken nerveus. Dan beweegt het handvat aan de gouden deur van het
rijtuig, van binnenuit wordt het portier geopend en H.M. verschijnt op de
treeplank. ‘Laat mij maar even’, gebiedt ze de mannetjes. Ze gooit haar medium
stiletto’s met een ferme zwaai de menigte in, trekt haar toilet op tot
kniehoogte en springt. Onder aanmoediging van het volk zet ze op kousenvoeten een
spurt in naar het voorste paard. Zij wint de wedstrijd, grijpt het paard bij hoofdstel
en teugel en wipt er soepel bovenop. Ja, je kunt zien dat mevrouw nog steeds
rijvaardig is, ondanks haar hoge leeftijd (74). Haar lange jurk
(champagnekleurige zijde met zwart kant) bolt aan de achterzijde netjes rond de
kont van het paard, haar mouwpanden wapperen stevig in de wind. De mannetjes
zijn compleet in verwarring. Dit hebben ze niet geoefend gisteren op het
Scheveningse strand. Wat te doen? Als de Majesteit de teugels in handen heeft,
zit er niets anders op dan haar te volgen. Het volk is uitzinnig van trots en
H.M. grijnst. Ze hoeft niet meer te zwaaien want dat kan niet; haar handen
hebben werk te doen. Zij voert het tempo nog even op. Dit is de intocht van
haar leven. Zo heeft ze het allang gewild. Eigenhandig voert zij de stoet tot
precies bij de voordeur van haar werkpaleis, stopt en stijgt af. Ze trekt haar
jurk recht en strijkt hem met een hand even glad. De hoed staat nog steeds als
een huis en alle veertjes hangen er nog aan. Een lakei komt buiten adem
aangerend met haar muiltjes. En terwijl hij die rond haar voeten plaatst (ze
passen!), slaakt zij een uitgelaten zucht: “Hè, dat was heeeeeerlijk!” Een
oorverdovend ‘Oranje boven’ klatert haar tegemoet. Ik schrik wakker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten