zondag 19 januari 2014

Weer op Schier



Weer op Schier



Voorzichtig turen we door de smalle opening van de vogelkijkhut. Behalve ganzen zien we vooral eenden in de plas. Maar de kijker trilt zo door de storm dat we niet echt kunnen vaststellen welke eenden er dobberen. Waarschijnlijk kuifeendjes, denkt man. Ik zie het opvallende zwartwit van deze eenden niet. En al helemaal geen kuifjes. In de hitte van het dispuut verliezen onze stemmen zomaar iets van de gebruikelijke kijkhutschroom, want welke vogel zou ons kunnen horen kwetteren bij het bulderen van de westenwind ? De kijkhut staat hier sinds 2008 en is het resultaat van de wedstrijd ‘Mooiste plek van Nederland 2006’. Schiermonnikoog won mede dankzij mijn stem en kreeg een geldbedrag waarmee de bouw van de vogelkijkhut voor een belangrijk deel bekostigd kon worden. De hut is helemaal omgeven door water en is onder minder extreme omstandigheden de ideale plaats om tal van vogelsoorten te spotten. Ons biedt de plek thans een bijkomend voordeel: een schuilplaats tegen de striemende regen. Maar niet te lang. We willen toch verder, duiken opnieuw de frisse natheid in en maken het rondje Westerplas af.

Weer of geen weer, ik vind het altijd heerlijk dit eiland te voelen, te ruiken, te horen en in de benen te krijgen. Al maak ik voor de tigste keer dezelfde wandeling. We laten ons voorttollen naar het oosten. Een haas kruist ons pad. Wat is ie groot! De plas voorbij vliegen we de dijk over naar de wadkant beneden. Brandganzen, scholeksters, eenden en tal van steltlopers maken zich druk in en aan de Waddenzee. Maar welke eenden en steltlopers zijn het? Met verkleumde handen om de kijker en steunend op elkaar doen we een determinatiepoging. Helaas, dit is geen vogelaarsweer en ach, oervogelaars zijn we ook helemaal niet. We keren het wad de rug toe en klauteren de dijk weer op en bovenaan word ik elke keer zo blij als een kind van het panorama dat hier onverwacht tevoorschijn komt: beneden ligt het dorp als een prachtige overzichtelijke maquette voor mij uitgestald. De watertoren, de vuurtoren, de kerk, de eilanderhuisjes….

Elke keer, soms elk jaar weer. Toch is dit jaar anders.



Man en ik zijn een weekendje weg vòòr Kerst. Er zijn weinig bezoekers op het eiland. Mooi, vinden wij. Maar de middenstand denkt er anders over. In het dorp koop ik bij de slijter een fles Kobbeslokje, de plaatselijke kruidenlikeur. De slijter uit lichte paniek. ‘Het is bijzonder stil. Gisteren kwam er helemaal niemand in de winkel. Ligt het eraan hoe de feestdagen vallen dit jaar?’ ‘Maar’, zo stelt hij zichzelf direct gerust, ‘telkens blijkt toch dat ik aan het einde van het jaar dezelfde opbrengst heb. Ik wacht eerst de feestdagen maar ’s af.’ Stiekem zal hij daarbij misschien zingen ‘I Wish It Could Be Christmas Everyday’, het liedje dat dagelijks uit de radio jengelt.

Bij de supermarkt winkelen meer mensen. Bij de kassa krijg ik, net als zo-even bij de slijter, te horen: ‘Ja, we moeten even geduld hebben voor het pinapparaat zover is.’ Op de boot hierheen was het ook al raak: ‘Even de tijd nemen, maar dat hebben we niet altijd, hè?’ Het is vriendelijk bedoeld, maar maak ik zo’n gehaaste indruk? Ik breng te berde, dat de oorzaak van de trage verbinding misschien bij het eiland ligt. ‘Nee dat kan niet.’ We proppen het bami pakket, het melkpak en het brood naast de likeurfles in de rugzak en keren huiswaarts, dat wil zeggen richting vakantiehuisje. Met een ommetje. Want hoewel het al laat in de middag is, lopen we graag naar ons stulpje terug via het stukje bos bij de Berkenplas.

De teleurstelling van de middenstand valt volledig in het niet bij wat daar ons blikveld treft. Een ravage. Grote bomen liggen schots en scheef over elkaar heen. Vooral de hoge dennenbomen zijn geveld, slechts af en toe ligt er een berk of een grote eik tussen de puinhopen. Er zijn naargeestige kale plekken in het bos geslagen. Hier en daar hangt een den gevaarlijk schuin met slechts enkele takken in de kruin van een nog overeind staande soortgenoot. Met versnelde pas loop ik eronderdoor. Ik schrik van elk onverwacht geluid. Uit de grond gerukt liggen talloze dennen daar, met het wortelstelsel verticaal, verpakt in een gigantische kluit aarde van zo’n twee à drie meter in doorsnee. Het zijn de sporen van de Sinterklaasstorm, die een paar weken geleden met code rood over het eiland raasde. En misschien ook nog restanten van de verwoestingen van de oktoberstorm. Die was kort maar ook zeer heftig. In het dorp woeien meer dan 80 bomen om, in het bos honderden. Politie, brandweer, gemeentewerkers en vrijwilligers maakten eerst de wegen en de huizen vrij van bomen en gingen vervolgens in het bos aan het werk. Ook nu zijn overal motorzagen te horen, maar het einde van het verzagen is nog lang niet in zicht. Zo gigantisch veel werk is er nog te verzetten. De uitspanning aan de rand van de plas is heel positief begonnen van enkele gehakte stammetjes een leuke afscheiding te maken langs haar terras.

Naaldbomen groeien niet spontaan op Schiermonnikoog. Het naaldbos werd in het begin van de 20e eeuw geplant in opdracht van de toenmalige eigenaar van het eiland, Graaf Von Bernstorff, onder meer ter vermindering van de verstuiving van de duinen. Maar de dennen zitten niet diep in de zandige bodem met hun penwortel en ze zijn oud. Ze gaan snel om. Loofbomen doen het hier beter.

Het is bijna half vijf. Er zit nog wel wat licht in de lucht, maar in het bos is het al gauw donker. Verslagen laten we de veldslag achter ons en gaan langs de bosrand naar huis. Aan deze kant staan veel berken fier overeind. Wel heeft de zoute zeewind ze kronkelend klein en gedrongen gemaakt, stevig weerbaar met veel knoesten en grillige zijtakken. Ik ken ze in mijn stad als nette, bijna kaarsrechte hoge ijle stammen. Een dorpje in de buurt schreef eens een wedstrijd mooiste tuin uit. En een inwoner ging, eerlijk waar, zijn best doen op zijn berk. Hij boende met zeepsop zijn boom spic en span blank. Niet dat dit hem gebaat heeft.

         Aan het einde van het schelpenpaadje ligt het skelet van een konijn. Het staartje is nog pluimig. Recente jachtbuit geweest dus. Ik kijk nog één keer achterom. In de naderende schemering vormen de berken een diep roodbruin gekleurde band aan de horizon. Daarachter zijn wat hoge bomen heel donker en ervoor ligt het lichtbruin getinte lange gras. De oranje duindoornbessen lichten op in de struiken om ons heen, hun kleuren zijn de mooiste aanvulling op de tinten van het landschap. Maar een knaloranje zwammetje op een boomtak schreeuwt daar bovenuit en trekt fel de aandacht. Het is de gele trilzwam, die bij lage temperaturen van kleur verschiet.


 



Thuis gaan de plakkend natte jassen uit en laven wij ons aan de warme chocolade melk uit het kerstpakket. Met een klein Kobbeslokje ernaast, dat mag wel. We worden weer warm. Tegen etenstijd moet er opgestaan worden: bami maken. Man is al bezig. Ik kom nauwelijks overeind en kan niet lopen. Rug en benen helemaal stijf en pijnlijk van de spierpijn. Niks gewend, die vastelanders. En de heupen! Die zeurende pijn. Het is slijtage, niets aan te doen behalve nieuwe erin.

Nee dan de Stones. Onderuit gezakt op de bank en voor de beeldbuis bekijk ik na de maaltijd swingende figuren op een groot podium. Ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de Rolling Stones traden eerder dit jaar Mick Jagger, Keith Richards, Charlie Watts en Ron Wood twee uur lang op in het Londense Hyde Park. Hoe oud zijn ze? Eind zestig, in de zeventig? Ik zie geen bankje, desnoods een stoel waarop de muziekmakers bij te grote vermoeidheid even kunnen neerzijgen. De energie spuit er vanaf, continu. Dit kun je alleen maar voor elkaar krijgen als je zelf ontzettend veel lol haalt uit wat je doet. Zoveel hebben zij gemaakt in hun leven, zoveel hebben zij meegemaakt en zoveel hebben zij gebruikt en dan dit bruisende optreden op hoge leeftijd. Time is on their sides. Het lijkt op een advertisement voor een rock & roll leven. Zetten zij ook deze prestatie neer dankzij ......?



Het zijn de beruchte dagen voor Kerstmis. Het maakt niet uit of je ’s ochtends de gordijnen opentrekt of niet. Het blijft donker in huis. Het KNMI geeft alvast code geel. De harde wind komt deze morgen uit het zuiden. We wandelen de nieuwe dag tegemoet vanuit de oostkant van het dorp, via de Reddingsweg. We volgen niet de prachtige slingers die de weg links omhoog maakt, het beginnend duinlandschap in, maar kiezen bij de splitsing voor rechts, de vlakke groene bedijkte polder in. Meisjes met cap op en rijlaarzen aan fietsen ons vooruit op weg naar de manege. Een paard met ruiter passeert. De blonde manen van mens en dier wapperen samen blij omhoog. De wind pakt ons met regen van achteren en opzij. De achterbroekspijpen worden zeiknat. Je merkt pas hoe klam onbehaaglijk dat voelt als je even stil staat om naar die hele kleine oranje paddenstoeltjes in het gras langs de weg te kijken. Maar als de regen even stopt waait de wind je broek al bijna weer droog. Bij de melkveehouderij annex manege moeten we even door wat modder op de weg. We ruiken de koeien in de geur van mest. Als reusachtige dobbelstenen in zwart plastic ligt naast de boerderij het ingepakte gras hoog opgetast. Krijgt het vee dat wel op in de winter? De koeien staan al op stal, maar de paarden staan nog buiten, wel met hun jasjes aan. Het weer is zacht te noemen maar de wind maakt je lijf venijnig koud. De madeliefjes, die ik in het gras zie bloeien alsof het zomer is, deert het niet.

Verderop passeren we de Kooiplaats: een plaats (boerderij) met eendenkooi. Beide zijn in bedrijf, zij het dat de functies iets zijn aangepast aan deze tijd. De boerderij is tevens vakantieboerderij geworden en de eendenkooi dient niet meer om eenden te lokken en te vangen voor consumptie, maar om de gevangen dieren te ringen voor vogelonderzoek. De kooi is niet te zien vanaf de weg en ook niet zomaar bereikbaar. Zij ligt stilletjes verscholen in een stukje bos. In het midden daarvan ligt de kooiplas met de vangpijpen.* Voor we vanaf de Kooiplaats de kwelder inlopen lezen we op een groot bord: Honden aan de Lijn. Na een bijna een rechte hoek die de weg naar links maakt, glibber ik over een veerooster. Ik zie het waarom: schapen! Ook die grazen nog buiten. Er zit een verhaal vast aan het bord en de schapen. Heel heel lang geleden logeerde man met enkele medestudenten op de Kooiplaats. Zij deden proefjes, iets met kleuren, voedsel en vogels. Een en ander diende meer om te oefenen met proefnemingen dan om enig resultaat te boeken. Een student had zijn hond mee. Die rende in een onbewaakt ogenblik frank en vrij het wijde land in. Schaap dood als gevolg. Dat werd een kwestie.

We bestijgen een hoogtetje en krijgen een ruim overzicht over de beige bruin getinte kwelder met de ver het land instekende donkere waterarmen. Dit zijn de slenken die bij hoogwater helemaal vollopen. Ze zijn breed vanaf het wad en versmallen naar het noorden toe. De schelpenpaadjes kronkelen door de kwelder, plankenbruggetjes overspannen hier en daar het water. We vernemen dat de Sinterklaasstorm door de combinatie met springtij het hele kweldergebied onder water had gezet. Het water stond hoog tegen de duinrand aan. Ongelooflijk, dit uitgestrekte gebied één waterzee, één geheel met de Waddenzee. Bij de Kobbeduinen staat het water nog steeds hoog. Alleen dankzij wat neergelegde takken kunnen we de oversteek over de waterarm afmaken.



                


Ik heb uitgekeken naar het bankje dat ik iets verder weet te staan, beschut achter struiken. Man kondigt aan dat hij aflandig gaat plassen en verwijdert zich voor even. Op het bankje zoek ik ondertussen in mijn rugzak naar iets eetbaars. Dan blijkt ook in mijn rugzak het water hoog te staan. Potverd… Voorlopig niets aan te doen, behalve leeggieten.

We zoeken het pad weer op en gaan noordwestwaarts de kwelder door richting strand. De harde wind beukt ons van opzij. Bij de eerste eetgelegenheid, hoog op een duin, gaan we drogen. Eerst maar aan de aanbevolen Bacardi Punch om van binnen warm te worden. De buitenkant volgt daarna wel. We krijgen lichte trek en lezen op de menukaart lamscurry van Schiers lam, 'zacht en zilt' van smaak. Volgens de kaart vanwege het grazen op Schierse kruidige grond. Wij weten waar dat is, komen er net vandaan. Het eten is zo verrukkelijk en veel, dat wanneer man oppert dat we hierop wel weer vooruit kunnen, ik voorstel een taxi te bellen voor de terugreis naar het dorp. Ik kan namelijk geen stap meer verzetten. Ik sleep nog een argument aan, dat hem wel over de streep zal trekken. Ik las dat er reductie wordt gegeven op de taxiprijs als je het vervoer via dit restaurant bestelt. Dat zal hem toch aanspreken. Maar niets kan hem overtuigen. Vanuit het oogpunt dat lopen ook goed voor mij is, wandelen we uiteindelijk samen de kou weer in.



Op het strand heeft de wind elk schelpje dat er ligt een hoedje van zand gegeven. Met alle hoedjes in dezelfde richting is er in lange diagonale lijnen een streeppatroon over het strand gelegd. Ik zoek de vloedlijn op, ga voort over het harde natte zand, ruik de zee, spring weg voor de uitvloeisels van de hoge golven. Na een tijdje merk ik, dat ik ondanks de wind steeds meer rechtop ben gaan lopen. Dat is wat zee strand en wind met mij doen. Ik laat mijn zorgen los, ik vind mijzelf terug. 
  


In de verte meen ik een strandafgang te zien bij een opening tussen de duinen. Maar bij nadere beschouwing sta ik te kijken naar een breed gapend gat. Grote stukken zijn hier weggeslagen uit de duinenrij. Het witte duinzand ligt landinwaarts wijd uitgespreid over de aarde. Wederom een resultaat van de 5 december storm. Even verder vinden we ook op het vlakke strand duinrestanten. Ze liggen er als verlaten kamelen in een lege woestijn. Het zijn confrontaties met de dynamiek van het eiland. Verandering is permanent. Zo is het altijd gegaan en zo zal het blijven gaan. In het grote natuurgeweld is Schier een onbeduidend stukje land. In de 18e eeuw verdwenen de laatste resten van het oude westelijke dorp in de golven na voortdurende afkalving van het gebied door de zee. En tussen 1910 en 1920 werd zoveel van de duinen ten noorden van de vuurtoren weggeslagen, dat uiteindelijk in 1923/24 het Badhotel door duinerosie in zee stortte. Tegenwoordig waarborgt een dijkringgebied de polder, het dorp, de Westerplas en het duingebied rond de noordkant van het dorp tegen overstroming en is daar de dynamiek meer aan banden gelegd.** 


Bij een werkelijke strandafgang nemen we afscheid van het strand en de zee en lopen door de duinen terug naar onze tijdelijke thuishaven.



Het is mooi geweest. Onze accu’s zijn voorlopig weer opgeladen.

Ondanks of dankzij het besef van de kwetsbaarheid van dit noordelijkste stukje Nederland en van de eigen nietigheid daarin?

Morgen terug naar de vaste wal met de boot van half 11.



‘Als u vertrekt: gewoon de sleutel in de deur.’

‘Aan de binnenkant of aan de buitenkant?’

‘Doet u maar aan de buitenkant, dat kan hier.’




 

Bronnen:


     www.kooiplaats.nl 



**  Beheerbibliotheek Schiermonnikoog, Albert Oost en Ankie Bruens,

    2013: 40-42.



Het Waddengebied staat sinds 2009 op de UNESCO Werelderfgoedlijst