zondag 8 december 2013

Dag dag



Dag dag
Er heerst een niet alledaagse opwinding in het zwembad. Luide stemmen, veel heen en weer geloop langs de ramen en samendrommen bij de deur naar het buitenbad. De opwinding had mij onderweg naar deze plek al overvallen. Vanuit huis fietste ik een door bomen beschut fietspad op, waarna ik rechtsaf sloeg om in het open veld het weggetje langs het water te volgen. Ik wist niet wat ik zag toen ik de bocht had genomen. Vóór mij stond de hemel in brand. Homerus’ epitheton voor de dageraad kon hier niet aan tippen. Het wonder dat voor mij lag uitgespreid was zoveel meer dan zijn dichterlijke ‘rozevingerig’. KNALROOD was de lucht in het oosten terwijl de wetering als een bloedbaan voor mij uit stroomde, onder de bruggetjes door helemaal de rode einder in. Een fietser die mij tegemoet kwam miste de euforische blik die ik moet hebben uitgestraald. Omdat hij in tegenovergestelde richting reed, oogde het water voor hem als op andere dagen bruinig grauw. Ander standpunt andere kleur aan je dag.
In het zwembad kan ik mijn opgetogen stemming delen met de andere zwemmers. Zij klimmen uit het water, gaan nat op zoek naar hun telefoontjes en laten de badmeester(essen) het natuurwonder met droge handen vastleggen. De oostelijke hemel spiegelt zich betoverend mooi in het buitenbad waaromheen de kerstboompjes al klaarstaan voor het feest van eind december. Ik stap in het binnenbad en zwem ook in rood water. Aan de kant worden mobiele adressen uitgewisseld vanwege de foto’s, we lachen en kwetteren en onder de douche staat een man uitgelaten te zingen: ‘Non, je ne regrette rien’.
Zoveel doet dat met een mens. Geluk overvalt je en het maakt sociaal.

Het is 5 december. Niemand kan bedenken wat deze dag nog meer in petto heeft. Behalve Sinterklaas en de weerman.

’s Middags hoor ik de wind die door de bomen waait veranderen in zeer zware storm, hier in huis zelfs waait de wind. En zo de goede Sint zou willen komen nu hij ’t weer zo lelijk vindt, dan moet hij zijn mijter wel heel erg goed vasthouden bij het rijden over de daken. Maar hij gaat ervoor tot in de donk’re nacht in heel passend code rood van het KNMI. De stokoude Sinterklaas is dapperder dan de NS. Want deze organisatie heeft heel Noord-Nederland patsboem tot niet te besporen gebied verklaard. Er zou een boom op de rails kunnen vallen. NS-argument. Het heerlijk avondje loopt voor de noordelijke reizigers uit op perron zitten. O, kom er eens kijken: vol verwachting klopt hun hart, maar o wee wat bitt’re smart …. geen letter van banket, geen gedichten, geen surprises.
Of toch wel? Maakt rampspoed ook sociaal? Een hotel biedt 20 gestrande reizigers gratis overnachtingen aan, taxi’s worden gedeeld, tweets (‘Ik wil naar huis!’) gaan uit voor lift aanvragen en automobilisten bieden lifts aan via speciaal daarvoor opgerichte Twitter en Facebook pagina’s. Maar boosheid en verdriet blijven. Een website kopt met een Chinese wijsheid naar aanleiding van het reizigersleed: een dag verdriet duurt langer dan een maand vreugde.
’s Avonds wordt de storm versterkt met onweer. De combinatie storm met springtij zorgt in de nacht voor een waterpeil in Zeeland dat niet eerder zo hoog was sinds de watersnoodramp in 1953: 3.99 m boven NAP. De kades in Rotterdam dreigen over te stromen, de stormvloedkering in de Oosterschelde gaat dicht, alle 62 schuiven. Nederland is veilig. En verbroederlijkt en verzusterlijkt. Maar niet helemaal gelukkig.

De dag komt tot een werkelijk gedenkwaardig einde met het bericht dat Nelson Mandela is overleden. Een icoon van geweldige moed, een voorbeeld van vergevingsgezindheid, inspiratiebron voor rechtvaardigheid. Een wijs man. Hij was een geschenk voor ieder mens.
Ik bezie deze dag in het licht van één van zijn uitspraken:

De goedheid van een mens is een vlam die wel verborgen, maar niet gedoofd kan worden.”

Nelson Rolihlahla Mandela, 1918 – 2013

zaterdag 9 november 2013

Stappers



Stappers

Dit keer kunnen ze echt niet meer mee. Ik probeer ze nog, ik glij er moeiteloos in, ze zitten zo heerlijk. Zo helemaal naar mijn voeten gevormd. Nog steeds. Of steeds beter. Maar ze zijn kapot.
Juli. Een week voor de zomervakantie. We inventariseren in te pakken kleding en schoeisel voor onze reis.
Gloednieuw waren mijn sandalen toen ze mij in Griekenland ronddroegen. Nog pas zeven jaar geleden. Het model, het soepele materiaal, de natuurlijke kleur: helemaal mij. De schoentjes vervoerden mij naar de oude burcht van Mycene, onder de Leeuwenpoort door over meer dan 2000 jaar oud plaveisel, tot in het schemerdonkere koepelgraf van Atreus; ze brachten mij bij de tempels van Delphi, op de stadionbaan van Olympia en in de gewijde Meteora kloosters. Vanaf die eerste keer sjouwden mijn stappers mij elke volgende vakantie van hot naar her. Ze mochten het eenvoudige huis betreden van een Hopi Indiaanse, die mij honderduit vertelde over haar voorouders op de sneeuwwitte top van de San Francisco Mountains, over de kachina’s die de Hopi beschermen en over de kiva’s, de heilige plaatsen onder de grond.
Ze deden flink hun werk, deze schier onverslijtbare super schoenen. Echt klimmen in het hooggebergte deden ze niet, maar voorgevormde Spaanse bergpaden konden ze altijd aan. En vlot hielpen ze mij vooruit door de straten van Antwerpen, Pamplona, New York of San Francisco, het maakt niet uit welke stad. Nooit gaven ze mij blaren, zweet kaki’s, of wondjes. Nooit mopperde ik op mijn trouwe voetbeschermers, nooit gooide ik ze aan de kant.
In de hitte van Bali sloften ze door het mulle zand naar een ceremonie aan zee. Ook over smalle sawah dijkjes gingen ze, verbindingspaadjes tussen de groene rijsthalmen door. En daar ging het mis. Plotsklaps gleden ze af langs de modderige zijkant van een walletje en verdwenen met voet en al in het water tussen de rijstplanten. Au, au, au in de sawah. Een lelijke val, strompelend naar de verblijfplaats terug.

Schoenen fetisjist, hoezo? Een collega van mij klapte uit de school. Bij het inpakken van het huisraad voor haar laatste verhuizing, was zij gestuit op 39 paar schoenen. Van haarzelf. Dit leek mij een niet te overtreffen aantal. ‘Ga jij zelf maar ’s tellen thuis!’ was haar repliek op mijn hoongelach. Ik zal hier geen aantallen noemen, maar ik heb haar mijn excuses moeten aanbieden. Met uitvluchten naar mijzelf: het loopt zo snel op, hè? Zonder dat je er erg in hebt. En ja, ik draag ze niet allemaal. ‘DRAAG JE ZE NIET ALLEMAAL?’ ‘Nou ja, ik kan ze echt niet wegdoen en ook niet weggeven want de jonge vrouwen die ik ken lopen allemaal in veeeeeeeel grotere maten dan ik.’
Ik was de Hollandse Imelda. Ach, het is alweer jaren geleden.

De zool aan de voorkant van de linkerschoen is geheel losgekomen van het bovenwerk, de andere schoen nadert hetzelfde lot. Gevolgen van het sawah-ongeluk. De schoenmaker heeft er twee jaar geleden ook al zijn best op gedaan; het probleem viel toen nog te repareren. Hij stikte netjes een nieuw randje langs de punten. In een iets andere kleur, dat wel. Beter had hij niet. Maar nu is het onverantwoord om met dit schoeisel een nieuwe vakantie in te wandelen. Het zou misplaatst vertrouwen zijn. Er is een tijd van komen en een tijd van opstappen. Hierbij neem ik diep bedroefd definitief afscheid van mijn fijne dragers. Adieu……………… Ik zal er niet meer in lopen.
Ik heb overal gezocht naar ‘net zoiets’, naar schoenen die in de buurt komen, of dan maar schoenen die net zo lekker zitten. Zero, niente niks. Hoe kan het? Bij zo’n onnoemelijk groot aanbod in onnoemelijk veel winkels.

Jan Jansen schoenen bezit ik; in bijzondere snit en kleur omhullen zij mijn voeten perfect. Ik draag ze graag. Ook modieuze hakken, waarin ik zelden mijn voeten wurm, vullen mijn kast. Slanke sandaaltjes staan er naast tal van slippers. Gympen in alle kleuren. Het alom geprezen rood-met-zwarte-strepen paar haal ik tevoorschijn. Ik neem het even in de hand en daar hollen mijn gedachten al: man en ik zaten in de metro van New York op weg naar ik weet niet meer welke halte. Daar kwamen we nooit aan, want we hadden de snelle lijn genomen die de gekozen halte oversloeg. Uitstappen in Harlem leek de beste optie en nieuwsgierig deden we dat. We belandden in een wereld van ontelbare fastfoodtentjes en slecht uitziende woningen te midden van een zwarte bevolking. Wij ook aan de hamburger. Vriendelijke mensen. Window shopping verder gewandeld langs minder dan Action-Zeeman-Schoenenreuzen. Tot ik perplex tot stilstand kwam. Daar stonden ze: mijn rode gympen. Wat een uitstraling! Maat gezocht, zitten lekker en prijs betaald. $ 11,- (dat was €8,-).

Ik sluit de kast nadat ik mijn gebutste sandalen aan de rest van de collectie heb toegevoegd. O.k., ik kan er niet meer in lopen maar daarom doe ik ze nog niet weg. Nee, natuurlijk niet. Zij zijn mijn souvenirs. Ze stonden op de richels van de Grand Canyon, boven een afgrond van bijna 2 km. Getuigen van zo’n wereldwonder gooi je niet in de grijze container. De eerste Spanjaarden die in 1540 deze grandioze Canyon, dit mirakel aanschouwden, gingen ter plekke door de knieën en ik, op die stappertjes, ik was met stomheid geslagen toen ik daar de 15 km brede kloof poogde te overbruggen met mijn verstand.
Dan komt man mij verrassen met een bijzondere uitrusting. Tussen zijn lijmvoorraad vond hij een heel speciale tube. Hij gaat die uitproberen op het opgegeven paar. Na 1 dag mag ik oefenlopen. YES! De lijm glimt wat op de neusjes van de schoenen, maar ze houden mij, ze zijn weer ijzersterk. Alle ingrepen en ongelukjes hebben ze alleen maar mooier gemaakt. Doorleefder. Het zijn net mensen.
Als fidele reisgenoten dragen mijn opgelapte stappers mij opnieuw door Amerika. De samenwerking bevalt best.